Het laatste deel van onze jungletour in Borneo verblijven we in de Danum valley. Een plek middenin het tropische regenwoud met fantastische flora en fauna en orang-oetans.
We verlaten de Nature lodge bij de Kinabatangan rivier en rijden in ons tourbusje naar de stad Lahad Datu. We komen onderweg ontzettend veel palmboomplantages tegen. Een triest beeld dat we ook al zagen toen we met het vliegtuig over Borneo vlogen. Onze gids Jef vertelt dat de ontbossing van het regenwoud hierdoor vanaf het jaar 2000 extreem snel is toegenomen. Het is een mix van buitenlandse (veelal Chinese) investeerders, corruptie en illegale houtkap die het landschap op Borneo bepalen. Als we in de buurt van Lahad Datu overstappen in een 4×4 SUV gaan we gelukkig ver het tropische regenwoud van Danum Valley in. Een varaan schiet de weg over, waarna we nog twee uur over de hobbelige weg richting ons verblijf boemelen. We voelen meteen dat we hier extreem afgelegen zitten en we horen enkel de geluiden van de natuur.
We dumpen onze spullen bij het hostel en maken ons klaar voor de eerste wandeling. Het schijnt hier te stikken van de bloedzuigers, dus we trekken een soort oversized kerstkousen aan. We lopen over een houten, alggroene hangbrug en nog geen honderd meter verder zien we twee orang-oetans, een moeder met haar jong in de boom zitten. Ze zitten wel dermate hoog dat we alleen via Maaikes zoomlens kunnen herkennen dat het orang-oetans zijn. Jef vertelt dat ze een nest aan het maken zijn voor de nacht en dat het jong ongeveer 8 jaar bij z’n moeder blijft en dan z’n eigen weg gaat. We krijgen ze niet echt beter in beeld, dus maken we ons op voor de ‘night drive’ die op het programma staat.
In het pikkedonker stappen we achterin een open jeep. We rijden langzaam over een gravelweg terwijl twee jongens die bovenop het dak boven de bestuurder zitten met een felle zaklamp spastisch om zich heen schijnen. Ze hopen op die manier dieren te spotten door de weerkaatsing van hun ogen. En dat gaat verrassend goed. Van dichtbij zien we een mini kikker, een vleermuis en drie kleurrijke zwart-rode breedbekvogeltjes met hun kobaltblauwe en gele snavels. Wat verderop in de bomen zien we nog een uil, een civetkat en een vliegende eekhoorn. Geen slechte score voor een ritje van een uurtje. Daarna is het tijd om naar bed te gaan en voor het eerst sinds de Huayna Potosi in Bolivia slapen we weer eens apart. Het hostel hier heeft namelijk een aparte dorm voor mannen en vrouwen.
De volgende morgen heeft Maaike kleine oogjes, want ze heeft in een mierennest geslapen. Niet ideaal. Hopelijk ontwaakt ze een beetje tijdens onze wandeling naar ‘Rhino pool’. In het hele regenwoudreservaat van 438 vierkante kilometer leven slechts 9 Borneo-Sumatraanse neushoorns, dus we verwachten er geen te zien. Primaten zijn hier wel in overvloed en we spotten al snel een paar gibbons die met hun lange armen ongelooflijk soepel van boom naar boom slingeren. Erg tof om te zien. De rode langoers zijn ook van de partij en het groepje trekt zich weinig van ons aan, waardoor we ze van heel dichtbij kunnen bewonderen. We komen ook nog groepen java-apen en lampongapen tegen, maar die aapjes hebben we nu al zo vaak gezien dat we daar niet heel enthousiast meer van worden. In de hitte en hoge luchtvochtigheid van de jungle is het een pittige wandeling met weinig spannends. We zien vooral gigantische bomen, bijgehangen door lianen waar je in nood water uit kunt drinken. Als extraatje doen we op de terugweg een onvrijwillige wedstrijd ‘wie kan de meeste bloedzuigers op z’n benen verzamelen en wegschieten’.
Aan het eind van de middag maken we de tweede wandeling van de dag. Het begint gelijk interessant met een slang genaamd “borneon keeled green pit viper”, die goed gecamoufleerd en opgerold op een tak ligt. De rode ogen op z’n brede driehoekige kop steken af tegen z’n turquoise, glimmende schubbenhuid. We geinen over het meten van z’n lengte door ‘m op de grond te leggen en dat iemand van ons er naast gaat liggen. Iets wat we uiteraard niet doen, want deze slang is zeer giftig en waarschijnlijk zijn we vanaf hier niet op tijd in het ziekenhuis om het na te vertellen. We laten de slang met rust en vervolgen onze weg. We zien op dezelfde plek als gisteren wederom de moeder orang-oetan met haar jong hoog in de boom zitten. Op hetzelfde moment vang ik een glimp op van een schattig dwerghert dat over het pad schiet. Op de terugweg naar het hostel slaat de schattigheidsmeter helemaal uit naar rechts, want dan zien we een baby rode langoer die op een tak wat versnaperingen naar binnenwerkt.
De laatste wandeling is maar weer eens een mannenavond. In het donker en met een zaklamp in de hand gaan we op pad. We zien al snel een masked palm civet in de bomen sluipen en een uil kijkt ons een minuut later met grote ogen aan. Verder de jungle in zien we reptielen en insecten die zich minder makkelijk laten spotten, zoals de (niet giftige) bronze back snake, een werkelijk gigantische krekel en een green crested lizard. Die laatste kan net als een kameleon van kleur veranderen, maar dat zien we ‘m helaas niet doen. Na de nachtwandeling gaan we gauw naar bed, want de volgende ochtend staan we voor vijf uur op om de zonsopgang te zien. Daarvoor rijden we naar een uitkijktoren en het uitzicht is prachtig. De wolken en mist trekken langzaam op, waardoor steeds meer plukken van de heuvelachtige, donkergroene jungle tevoorschijn komen. Het hele tafereel in combinatie met enkel de ochtendgeluiden uit het regenwoud zijn heerlijk rustgevend.
Bij het ontbijt horen we van andere groepen dat er dichtbij de lodge orang-oetans zijn gespot. Zometeen hebben we nog een laatste wandeling met Jef, maar we kunnen het niet laten om zelf te gaan kijken. We doen nog snel navraag bij een gids waar de orang-oetans voor het laatst gezien zijn en gaan dan op eigen houtje het “self-guided” pad lopen. We turen rechts en links de boomtoppen in, maar helaas vinden we de orang-oetans niet. Hopelijk kan Jef ze wel spotten. Terug bij de lodge is Jef op z’n zachtst gezegd niet blij. Blijkbaar was het absoluut niet de bedoeling dat we zonder gids op pad gingen. Best onhandig en een beetje gek dat dat niet tegen ons gezegd is en dat er wel bordjes “self-guided walk” langs het pad staan. Meer dan een oprechte sorry kunnen we er niet van maken. Gelukkig kunnen we de lucht vrij snel klaren en maken we ons op voor de laatste kans om orang-oetans in het wild te zien.
Jef stelt ons niet teleur en signaleert na een paar minuten al een volwassen mannelijke orang-oetan. Helaas zit ie erg hoog in de boom en zien we niet veel meer dan wat oranje contouren tussen de takken en bladeren. Dat geeft Jef wel de mogelijkheid om te vertellen dat iedere volwassen mannelijke orang-oetan een eigen territorium van zo’n 25 vierkante kilometer heeft waar hij in principe zijn hele leven lang doorbrengt. We blijven lang wachten in de hoop dat ie naar beneden klimt, maar het levert enkel pijn in onze nek op. Ik blijf in m’n eentje achter terwijl de rest van de groep een kijkje neemt bij rode langoers die even verderop door de bomen slingeren. Dan zie ik ineens dat de orang-oetan naar beneden klimt. “Kom, kom!”, roep ik naar Maaike en de groep. We hebben heel veel mazzel, want hij klimt helemaal naar beneden. Wauw, we kunnen ‘m recht in z’n gezicht aankijken en zien z’n brede wangzakken en bolle keelzak. Daar komt een ferm geluid uit als we op nog geen 5 meter van ‘m staan nadat ie onze kant op is geklommen. Reden voor Jef om ons te manen om afstand te nemen. Orang-oetans zijn op zich niet agressief, maar ze zijn vier keer sterker dan mensen, dus we genieten liever van een afstandje van z’n aanwezigheid.
Orang-oetans in het wild, HOE VET!
Hij hield ons goed in de gaten.
Het is waanzinnig om deze mooie dieren in hun natuurlijke habitat in het wild van zo dichtbij te bewonderen. Het is echt de kers op de taart. Niet alleen van deze jungletour, maar ook van onze gehele wereldreis. Wat namelijk (bijna) niemand weet, is dat dit het einde is van onze wereldreis. We hebben tegen iedereen in Nederland gezegd dat we op 19 mei op Schiphol landen, maar dat is in werkelijkheid een maand eerder. Via Kuala Lumpur (waar we na de meest luxe hotelovernachting van onze hele reis nog een dagje door de stad slenteren) vliegen we naar Nederland. We verrassen daar onze familie en vrienden en dan zit ons wereldreisavontuur er echt op. Het is ongelooflijk hoe veel moois we hebben meegemaakt. Het is te veel om op te noemen en soms ook te veel om te onthouden. Des te blijer zijn we met alle foto’s en reisverhalen die we hebben gemaakt, zodat we voor altijd herinneringen kunnen ophalen. Iets dat we ook zullen doen bij onze volgende avonturen. En we hebben alweer nieuwe reisplannen gemaakt, dus wordt vervolgd…
Onze moeders allebei goed laten schrikken.
Het was fantastisch om jullie reis mee te beleven via de prachtige verhalen, foto’s en filmpjes. Social media zijn dan toch een fantastische uitvinding.
Nu weer blij dat jullie dichterbij zijn en we elkaar face to face ontmoeten.
Meteen weer wilde plannen, maar alle vertrouwen dat jullie ook de nieuwe avonturen aan kunnen.